Controle

Algemene tekst

Na SEH bezoek en aanleggen van een gips wordt niet standaard een controle voor de volgende dag op de gipskamer afgesproken.
Op indicatie kan dit natuurlijk wel. Goede indicaties zijn bijvoorbeeld:

  • Twijfel over de weke delen.
  • Herbeoordeling wonden (al dan niet onder gips).
  • Twijfel over kwaliteit gips.
  • Twijfel over behoud repositie.

Dit heeft een aantal belangrijke implicaties:

  • Een gips moet altijd zo optimaal mogelijk worden aangelegd.
  • De patiënt moet goed worden geïnformeerd over alarmsymptomen en wat dan te doen.
  • Als een patiënt belt met gipsklachten dan moet deze altijd worden gezien en het gips moet altijd worden verwijderd of geopend.

Alarmsymptomen zijn:

  • Toenemende pijn of knellend gevoel in het gips.
  • Toenemende zwelling of verkleuring vingers of tenen.
  • Sensibiliteit veranderingen.

Let bij onderzoek op:

  • Drukplekken.
  • Stuwing.
  • Sensibiliteit.
  • Tekenen van compartiment syndroom.
  • Tekenen van Sudekse dystrofie/CRPS-1 (complex regionaal pijn syndroom).

De patiënt krijgt altijd het voordeel van de twijfel.
Twijfel betekent dus: komen en kijken.

Normale nacontrole
Na een conservatieve behandeling moet de eerste fractuurcontrole na 5-8 dagen (bij voorkeur op werkdag) afgesproken te worden, CONTROLEFOTO afhankelijk van het fractuurtype:

  • Als bijvoorbeeld bij een polsfractuur een secundaire ingreep tot de mogelijkheden behoren liever controle na 5 en niet na 8 dagen. Vermelden in de status wat met patiënt is besproken en laagdrempelig overleg.

Overleg door de SEH-arts, arts assistent chirurgie/orthopedie  en physician assistant met de achterwacht over:

  • Alle patiënten met fracturen, die een mogelijke opname en/of operatie-indicatie vormen (zie speciale fractuurleer).
  • Alle repositiefoto’s, waarbij de stand onvoldoende gecorrigeerd is, of waarover twijfel bestaat.
  • Alle intra-articulaire fracturen, die na repositie een trap of defect in het gewrichtsoppervlak houden (i.v.m. eventuele operatie-indicatie).
  • Alle pathologische fracturen.
  • Alle kniebandletsels/haemarthros knie waarbij er enige twijfel over de klinische diagnose bestaat.
  • Alle “onbegrepen” of “ongewone” letsels.