Subtrochantere femurfractuur (zie ook FMS richtlijn proximale femurfractuur)

Traumamechanisme

Direct inwerkend geweld door een val of axiaal inwerkend geweld, al dan niet met een torsiecomponent. Deze fractuur kan voorkomen in kader van multitrauma, maar wordt ook gezien na een laag energetische val. Cave pathologische fractuur (bijvoorbeeld als gevolg van bisfosfonaten of een maligniteit).

Klinische presentatie

Verkort been in exorotatie en verkorting. Pijn heup en lies, zwelling, onbelastbaar en functio laesa.

Aanvullend onderzoek

Röntgenfoto’s: X-bekken en X-heup AP en axiaal, X-femur AP en lateraal (incl. knie).

Classificatie volgens AO type 32

Extracapsulaire proximale femurfractuur distaal van trochanter minor; hoofdgroepen Type 32 A tot C, 1 tot 3.

Conservatieve behandeling

Er bestaat geen indicatie voor conservatieve behandeling van een subtrochantere femurfractuur, tenzij in het kader van een palliatief beleid, besloten wordt tot een niet-operatieve behandeling (na overleg behandelaren en shared decision making).

Operatieve behandeling

Indicatie: alle subtrochantere fracturen.
Therapie: intramedullaire osteosynthese (IM). Op indicatie ORIF middels plaatfixatie.
Nabehandeling en controles: meestal direct oefenstabiel/belastbaar, thrombose profylaxe 6 weken.

  • peroperatief of direct postoperatief:
    • X
  • 1 en 3 maanden, evt. 6 en 12 maanden:
    • X en functie

Complicaties:
fractuur gerelateerde complicaties:
uitbreken van de schroef in het gewricht, plaatbreuk pseudo-arthrose, non of malunion, been verkorting, malrotatie van het femur, secundaire dislocatie, heterotopische ossificaties.
Niet-fractuur gerelateerde complicaties: o.a. delier, wondinfectie, urineweginfectie, pneumonie, longembolie, CVA, myocardinfarct, overige trombo-embolisch event, decubitus.