Glenoid fractuur

Traumamechanisme

Val, ongeval. Direct inwerkende kracht op schoudergordel. Bij luxatie humeruskop (benige Bankart).

Klinische presentatie

Pijn en functio laesa, schouder kan imponeren als anterieure schouderluxatie. Hematoomvorming rondom schouder. Glenoidfracturen anders dan die frequent gezien worden na schouderluxaties (ossale Bankartlaesies zijn zeldzame letsels).

Aanvullend onderzoek

X- schouder (3R, AP, lateraal en axiaal), laagdrempelig CT scan.

Classificatie volgens Ideberg

Schermafbeelding 2019-11-07 om 07.39.38.png

  • Type I
    • Fractuur van rand glenoid
  • IA   
    • Fractuur van anterieure rand (Bony Bankart)
  • IB   
    • Fractuur van posterieure rand (posterieure Bony Bankart)
  • Type II     
    • Dwarse of schuine fractuur door fossa glenoidalis met een inferieure triangulaire fragment en subluxatie van de humeruskop
  • Type III    
    • Schuine fractuur door het glenoid en door de mid-superieure rand van het scapula (vaak geassocieerd met acromioclaviculaire fracturen of luxaties)
  • Type IV    
    • Horizontale fractuur tot aan de mediale rand scapula
  • Type V    
    • Combinatie (Va: Type II+IV;  Vb: Type III+ IV;  Vc: Type II+III+IV)
  • Type VI                     
    • Ernstig comminutief oppervlak van het glenoid  

 

Conservatieve behandeling

Indicatie: indien < 1cm dislocatie én stabiele schouder met centraal staande kop ten opzichte van glenoid (CT), bij klein fragment zonder instabiliteit (zie richtlijn schouderluxaties).
Therapie: mitella 2 weken, waarna obelast oefenen (4 weken)

Nabehandeling en controles:

  • 1 week:
    • X en indien geen verdere dislocatie start pendeloefeningen
  • 6 weken:
    • X en functie

Complicaties: posttraumatische artrose, instabiliteit, pijn, verminderde ROM, zwakte schouder.

Operatieve behandeling

Substantieel glenoid oppervlak betrokken bij fractuur (> 1/4).
Indicatie: > 1 cm dislocatie glenoidrand. Instabiel glenohumeraal gewricht. > 5mm dislocatie in glenoid fossa. Dis- of subluxatie humeruskop. Triceps impairment.
Therapie: interne fixatie.
Nabehandeling en controles: mitella

  • 2 weken:
    • X + hechtingen verwijderen
  • 3 weken:
    • oefenen/functie
  • 6 weken:
    • X en oefenen/functie

Complicaties: posttraumatische artrose, instabiliteit, n.axillaris laesie.

Bij kleinere of comminutieve fracturen glenoidrand én instabiliteit dient Bankartrepair of Latarjetprocedure overwogen te worden om het glenohumerale gewricht weer goed congruent te laten articuleren.