Distale radiusfractuur

Algemene tekst

Classificatie volgens AO Type 23 A, B, C

Conservatieve behandeling

Indicatie: niet-gedisloceerde fracturen.

Gedisloceerde fracturen: indien vooraf al een operatieve indicatie wordt gesteld, is een repositie niet strikt noodzakelijk en kan volstaan worden met tijdelijk ingipsen onder tractie. Indien toch gekozen wordt voor niet operatieve behandeling hoort bij jonge actieve patiënten een acceptabele stand en stabiliteit na repositie. Bij de kwetsbare minder actieve oudere kan ook een niet perfecte stand geaccepteerd worden.

Nabehandeling en controles:
Niet-gedisloceerde fracturen: 3-4 weken onderarmgips in neutrale stand versus brace of zwachtel afhankelijk van type fractuur en patiënt.

Dorsaal gedisloceerde fracturen gereponeerd: 4- 5 weken circulair onderarmgips in neutrale sdtand.

Volair gedisloceerde fracturen gereponeerd: grote kans op re-dislocatie. Daarom in principe operatieve behandeling. Bij de kwetsbare oudere kan gekozen worden voor een niet operatieve behandeling met 5 weken onderarmgips in neutrale prosupinatie.

Bij de kwetsbare oudere kan volstaan worden met een gipscontrole na 2 weken en verwijdering na vijf weken. Röntgencontrole is dan niet zinvol.

Bij de jongere actieve patiënt röntgencontrole en gipscontrole na 1-2 weken en na 5 weken gips verwijderen en functiecontrole.

Complicaties: N. medianus letsel, huidletsels, secundaire dislocatie met mal-union, non-union, functiebeperking pols, complex regionaal pijnsyndroom  (= CRPS), carpale instabiliteit, DRUJ instabilteit.

Operatieve behandeling

Indicatie:

instabiele fracturen,  niet acceptabele stand; rekening houdend met patiënt karakteristieken.

graad 2 en 3 open fracturen; distale radiusfracturen die gepaard gaan met een carpale luxatie of luxatiefractuur.

Therapie:  oefenstabiele plaatfixatie, afhankelijk van de fractuur via volaire of dorsale benadering. Zelden wordt nog gekozen voor een fixateur externe of/en KK-draden.

Indien gekozen wordt voor een operatieve behandeling is een repositie tot aan het moment van operatie niet strikt noodzakelijk en kan volstaan worden met tijdelijk ingipsen onder tractie.

Nabehandeling en controles: Evt. 1 week spalk. In principe oefenstabiel maar piekbelasting mijden de eerste 6 weken.

  •  1-2 weken:
    • X, wondcontrole + HV en functiecontrole
  • 5 weken:
    • functiecontrole, oefeningen
  • 3 maanden:
    • alleen op indicatie

Röntgendiagnostiek:
Er is geen noodzaak voor routinematige röntgendiagnostiek tijdens de follow-up ( > 3 weken na trauma) van zowel operatief als conservatief behandelde fracturen.

Complicaties: infectie, secundaire dislocatie, malunion, carpaal tunnelsyndroom, peesschade door impingement met plaat of schroeven, zenuwschade N. radialis superficialis en n. medianus letsel/neuropraxie, CRPS, functieverlies, krachtverlies, carpale instabiliteit, DRUJ instabilteit. Last van het materiaal.