Schacht fracturen

Anatomie

De diafyse is van binnen naar buiten samengesteld uit 5 lagen:

  • Cavum medullare (mergholte)
  • Endosteum (het beenvlies dat de mergholte bekleed)
  • Spongieus bot (sponsvormige structuur)
  • Corticaal bot (dens bot, bevat Haverse en Volkmannse kanalen)
  • Periosteum (het beenvlies aan de buitenzijde van het bot)

Screenshot 2021-02-04 at 14.09.21.png
In de bot vinden op 2 manieren groeiprocessen plaats

  • Lengte groei van uit de groeischijven en metafysen
  • Dikte groei vanuit het periost

Het periost van een kinderbot is dikker wat leidt tot stabielere fracturen en minder dislocatie neiging of open fracturen. Het is metabool actiever dan bij volwassenen waardoor er sneller callus vorming optreedt. Hierdoor helen kinderfracturen relatief snel, en hoe jonger hoe sneller. Non-union komt bij kinderen zelden voor, secundaire reposities zijn na een week meestal niet meer poliklinisch uitvoerbaar. De botstructuur zelf is elastischer en minder bros door een hogere concentratie collageen en lagere concentratie calcium. Door deze hogere elasticiteit ontstaan er onvolledige fractuurtypen die we bij volwassen niet tegenkomen zoals Torus- of Greenstick of Bowing type fracturen. Complete fracturen, zoals bij volwassenen, komen vooral bij oudere kinderen voor.
Hoe jonger het kind, hoe elastischer het bot en hoe sneller de genezing.

Verschillende typen schacht fracturen

Torus fractuur
Incomplete fractuur waarbij er een buckle (bobbel) van een cortex ontstaat meestal op overgang metafyse naar diafyse. Ontstaat door axiale compressie van het bot. Stabiele fractuur. Behandeling bestaat uit pijnstilling, elke vorm van immobilisatie is goed, vooral kortdurend, meestal is 1 a 2 weken voldoende.

Greenstick fractuur
Incomplete fractuur met buiging van het bot, te vergelijken met een niet door te breken jonge twijg van een boom. Cortex en periost onderbreking aan 1 zijde en gebogen (elastische) cortex aan andere zijde. Komt vrijwel uitsluitend voor in de diafyse. Bij repositie tot neutrale stand ontstaat er vrijwel altijd een re-dislocatie omdat de overliggende cortex in 1 of 2 weken terugbuigt naar de oorspronkelijke fractuur stand. Bij volledige repositie is overcorrectie (doorbreken) van de overliggende cortex noodzakelijk om re-dislocatie te voorkomen. Hierdoor kan de fractuur instabiel worden waarvoor soms fixatie nodig is. Dit mag geen belemmering vormen voor een goede primaire repositie.

Bowing fractuur
Microscopisch falen van de convexe zijde van het bot door langzaam inwerkende, laag energetische kracht groter dan de elasticiteit van het bot. Maximale buiging van bot (tot 45°) zonder cortex onderbreking. Bij jonge kinderen. Voornamelijk de onderarm. Typisch is een röntgenfoto waarop wel een buiging (angulatie) maar geen fractuurlijn is te zien. Laagdrempelig corrigeren en zonodig fixeren.

Complete fractuur
Breuklijn door bot en beide cortices. Typen: spiraal, oblique, dwars, comminutief. (Zoals bij de volwassenen)