Metacarpale schacht Fracturen

Traumamechanisme

Direct trauma zoals vuistslag, val op hand.

Klinische presentatie

Zwelling hand, functio laesa, eventueel rotatie afwezig bij vinger in flexie. Standafwijking.

Aanvullend onderzoek

X: AP, lateraal & 30° pronatie MC2-3 of 30° supinatie MC4-5: bepalen angulatie en verstoring MCP boog.

Er bestaat geen echte classificatie. Het wordt gebaseerd op de:

  • Anatomische locatie (MC II t/m V)
  • Gedisloceerd vs. niet-gedisloceerd
  • Stabiliteit
    • Stabiel: transversale én solitaire MC fractuur
    • Instabiel: multipele MC fracturen, schuin, spiraal, comminutief)

Conservatieve behandeling

Indicatie:

  • Stabiel, solitaire transversale fractuur. Spiraalvormig of schuine neigen secundair te verplaatsen.
  • Evt. gedisloceerde fracturen die gesloten gereponeerd zijn met acceptabele stand (rotatie is nooit acceptabel)
  • Verricht geen repositie van minimaal gedisloceerde metacarpale schachtfracturen die geen functionele beperkingen opleveren.

Acceptabele angulatie stand:

  • MC II of III ≤20°
  • MC IV ≤ 30°
  • MC V ≤ 40°

Immobiliseer metacarpale schachtfractuur tenminste drie tot maximaal vijf weken met de MCP-gewrichten in 50 tot 70 graden flexie en de PIP-gewrichten vrij.

Nabehandeling en controles:
1 week : X – controle
3-5 weken: X - controle op indicatie, gips af en start handtherapie
3 maanden: functiecontrole

Complicaties:
rotatie, secundaire dislocaties, verkorting (kan extensor insufficiëntie geven), malunion met extensorpees impingement, persisterende restzwelling.

Operatieve behandeling

Indicatie:

  • Waarbij lengte, angulatie en/of rotatie afwijking functionele beperking oplevert.
  • Open fractuur
  • Multipele MC fracturen,
  • Meerdere fracturen in zelfde straal (ketenletsel)

Laat een repositie achterwegen als er sprake is van een indicatie voor operatieve behandeling.

Streef bij de operatieve behandeling van metacarpale schachtfracturen altijd naar een minimaal invasieve, oefenstabiele fixatie die snel functionele, postoperatieve behandeling toestaat.

Gesloten repositie gevolgd door trans metacarpale of intramedulaire K-draad fixatie, indien niet mogelijk dan open repositie en interne fixatie met plaat (zie AO-Surgery Reference) dan wel schroeffixatie bij oblique fracturen (zie AO-Surgery Reference). Voordeel ORIF boven K-draad fixatie is direct oefenstabiel echter wel grotere kans op adhesies en hieraan gerelateerd functie verlies.

Nabehandeling en controles:
Bij K-draad fixatie: Dorsale spalk 4 weken met MCP in flexie
Bij ORIF: Oefenstabiel, zo snel mogelijk mobiliseren om adhesies en hieraan gerelateerd verlies van functie te voorkomen.
1 week : X – controle
4 - 5 weken: gips af, K-draden uit na X-co en zo nodig start handtherapie
3 maanden: X op indicatie, functiecontrole

Complicaties:
pseudartrose/non-union, rotatie stoornissen, extensor insufficiëntie (bij verkorting), letsel sensibele dorsale digitale takken, functiebeperking a.g.v. verklevingen.

Handtherapie
Schakel handtherapie in wanneer er sprake is van een uitgebreider letsel; meerdere metacarpale fracturen, crushletsel of excessief oedeem om complicaties te voorkomen of wanneer het actief bewegen niet binnen 1 tot 2 weken progressief verbetert.
Wetenschappelijke onderbouwing intramedulaire nailing vs Plaatfixatie
Literatuur over intramedulaire behandeling laat nog geen consensus zien. In een prospectieve studie werd geen verschil gevonden tussen intramedulaire penfixatie versus plaatfixatie m.b.t. angulatie postoperatief. Wel werd in de intramedulaire groep een betere DASH en functie gevonden. Daarnaast werd bij 14/35 patiënten de plaat verwijderd.5  Een retrospectieve analyse vond een betere functie in geval van plaatfixatie6, een andere retrospectieve studie liet geen verschil zien7. Twee series laten zien dat intramedulaire fixatie een goede optie kan zijn.8,9  Geen vergelijkende studies bestaan tussen transmetacarpaal en intra-medulaire fixatie.
Literatuur
  1. Capo JT, Gottschalk MB, Streubel PN, Rizzo M. Chapter 44. Hand Fractures and Dislocations. Rockwood and Green’s Fractures in Adults: Wolters Kluwers; 2019.
  2. Nederlandse richtlijn Handfracturen. 2018.
  3. Melamed E, Joo L, Lin E, Perretta D, Capo JT. Plate Fixation versus Percutaneous Pinning for Unstable Metacarpal Fractures: A Meta-analysis. J Hand Surg Asian Pac Vol. 2017;22(1):29-34.
  4. Greeven AP, Bezstarosti S, Krijnen P, Schipper IB. Open reduction and internal fixation versus percutaneous transverse Kirschner wire fixation for single, closed second to fifth metacarpal shaft fractures: a systematic review. Eur J Trauma Emerg Surg. 2016;42(2):169-175.
  5. Cha SM, Shin HD, Kim YK. Comparison of low-profile locking plate fixation versus antegrade intramedullary nailing for unstable metacarpal shaft fractures–A prospective comparative study. Injury. 2019;50(12):2252-2258.
  6. Dreyfuss D, Allon R, Izacson N, Hutt D. A Comparison of Locking Plates and Intramedullary Pinning for Fixation of Metacarpal Shaft Fractures. Hand (N Y). 2019;14(1):27-33.
  7. Ghazala C, Choudhry N, Rajeev A. Closed Intramedullary Locking Nailing for Metacarpal Fractures: A Retrospective Study of Sixty-Six Fractures. Malays Orthop J. 2018;12(2):7-14.
  8. van Bussel EM, Houwert RM, Kootstra TJM, et al. Antegrade intramedullary Kirschner-wire fixation of displaced metacarpal shaft fractures. Eur J Trauma Emerg Surg. 2019;45(1):65-71.
  9. Xiong G, Xiao ZR, Guo SG, Zheng W, Dai LF. Surgical Fixation of Fourth and Fifth Metacarpal Shaft Fractures with Flexible Intramedullary Absorbable Rods: Early Clinical Outcomes and Implications. Chin Med J (Engl). 2015;128(21):2851-2855.