Knieluxatie

Traumamechanisme

Knieluxaties zijn ernstige, zeldzame letsels (<1% van traumatische letsels) en kunnen lidmaat bedreigend zijn. Door hoogenergetisch inwerkend geweld op de tibia, verplaatst deze zich ten opzichte van het femur. Men moet bedacht zijn op bijkomende letsels van de a. poplitea (18%) en de n. peroneus (25%). Man: vrouw ratio 4:1 en obesitas is een onafhankelijke risicofactor bij laag energetisch trauma. High level of suspicion is noodzakelijk, omdat geschat 50% spontaan reponeert.

Klinische presentatie

Fors pijnlijke gezwollen knie, onbelastbaar en eventueel afwijkende stand.
Belangrijk om goed neurovasculair onderzoek te verrichten i.v.m. bijkomend neurovasculair letsel. Vroegtijdig overleg met achterwacht. Zo snel mogelijk opheffen van de luxatiestand is geïndiceerd!

Aanvullend onderzoek

1. Conventionele opname (AP en lateraal), voor en na repositie om dislocatie richting en ossaal letsel te identificeren.
2. Een enkel/arm index (EAI) ter aanvulling op lichamelijk onderzoek, waarbij een afwijkende EAI <0.9 een sensitiviteit van 0.96 en een specificiteit van 0.99 heeft.
3. Laagdrempelig een duplex en-of CT-angiografie verrichten en eventueel een MRI in later stadium.

Conservatieve behandeling

Indicatie: zeer zelden, stabiele knie na repositie zonder neuro-vasculair letsel.

Behandeling: gesloten repositie onder sedatie op SEH dan wel op de OK.

Techniek anterieure dislocatie: tractie en anterieure translatie van femur.

Techniek posterieure dislocatie: tractie en anterieure translatie tibia.

Techniek mediale, laterale en rotatoire dislocaties: tractie en tegengestelde manipulatie ten opzichte van de dislocatie.

Bovenbeengips of scharnier brace met 20-30° flexie voor 6 weken. Controle X in gips.
Nabehandeling en controles:

  • 2 weken: X of laagdrempelig MRI
  • 6 weken: X, gips af en oefenen, evt. met brace
  • 12 weken: X, functie en stabiliteit
  • 6 maanden: functie en stabiliteit  

Complicaties: intimaletsel a. poplitea met secundaire trombosering en ischaemie van het onderbeen, chronische instabiliteit (vrijwel altijd ernstige chronische instabiliteit zonder reconstructie), verminderde kniefunctie (m.n. flexiebeperking), peroneusuitval (klapvoet) 30%, compartiment syndroom, pseudo-aneurysma, arthrose, chronische pijn.

 

Operatieve behandeling

Operatieve behandeling

Tot op heden  is er geen consensus omtrent operatief vs conservatief, vroege vs uitgestelde operatie, ligamentair herstel vs reconstructie en one-stage vs two stage procedures en de type nabehandeling. Recente studies laten goede klinische resultaten zien van one-stage behandeling.

 

Indicatie: vaatletsel, ernstige instabiliteit (op basis van kapsel, kruisband en/of collateraal bandletsel), multitrauma, open fractuur, reluxatie, gesloten repositie niet geslaagd, posterolaterale luxaties en compartiment syndroom.

Behandeling: Herstel vaatletsel liefst binnen 2 uur en verricht dan altijd een fasciotomie en plaats een externe fixateur.  Bij neurologische uitval overleg met neurochirurg omtrent operatieve exploratie. Indien zenuw reconstructie dan ook externe fixateur. 

Bij persisterende instabiliteit zonder vaat of zenuwletsel overweeg directe reconstructie anders externe fixateur.  Indien stabiel na repositie verder als conservatieve behandeling middels brace/bovenbeen gips.

Nabehandeling en controles:

  • 2 weken: X
  • 6 weken: X, fixateur af en oefenen, evt. met brace
  • 12 weken: X, functie en stabiliteit
  • 6, 9 maanden: functie en stabiliteit

Consult revalidatiearts: N. peroneus letsel: peroneusveer, instabiele knie: brace.
Complicaties
: intimaletsel a. poplitea met secundaire trombosering en ischaemie van het onderbeen, chronische instabiliteit (vrijwel altijd ernstige chronische instabiliteit zonder reconstructie), verminderde kniefunctie (m.n. flexiebeperking), peroneusuitval (klapvoet) 30%, compartiment syndroom, pseudo-aneurysma, arthrose, chronische pijn.