Groeischijf letsels

Anatomie

De groeischijf bestaat uit verschillende lagen. Van epifyse naar diafyse (van gewricht naar schacht):

  • Kiemcel zone
    • Germinatieve zone, Rustzone, beschadiging kan tot groeistoornis leiden.
  • Proliferatieve zone
    • Delingszone, veel kleine cellen, beschadiging lijdt tot groeistoornis leiden.
  • Hypertrofische zone
    • Volumetoename, grote cellen met minder onderlinge adhesie waardoor dit de zwakste zone van de groeischijf is en deel uit maakt elke groeischijf fractuur.
  • Ossificatie zone
    • Verkalkingszone, maturatie van botweefsel.

Picture 2.png
De groeischijf is verantwoordelijk voor de lengtegroei. De epifysaire kraakbeen cellen groeien richting de metafyse. Ze dupliceren eerst en vormen kolommen van cellen. Deze kolommen degenereren en ondergaan hypertrofie gevolgd door calcificatie (= intra-membraneuze ossificatie) om uiteindelijk matuur bot te vormen in de metafyse. Dit laatste proces noemt met endochondrale ossificatie.

Tijdens de groei ondergaat het bot continue veranderingen; dit proces noemt men remodellering. Tegen het einde van de puberteit sluiten de groeischijven en zullen de kraakbeen cellen niet meer dupliceren. Het kraakbeen wordt dan volledig vervangen door matuur botweefsel. Fracturen helen snel zolang de groeischijf nog open is en nog kraakbeencellen produceert.

Groeischijffracturen

Er bestaan veel classificaties voor groeischijf letsels. De meest gebruikte is de Salter-Harris classificatie:
Picture 3.png
Type I    Zuivere epifysiolyse door alleen de hypertrofische zone, groei zone intact
Type II   Epifyse fractuur met metafysair fragment (fractuurlijn richting diafyse = calcificatiezone, groei zone intact)
Type III  Epifyse fractuur met epifysair fragment (fractuurlijn naar de gewrichtsoppervlak dus intra-articulaire fractuur en fractuur door groeizone)
Type IV  Epifyse fractuur met epifysair en metafysair fragment (intra-articulair en fractuur door groeizone)
Type V   Compressie of crush letsel van de epifysairschijf (schade aan groeizone waarschijnlijk)

Een letsel van een epifysair schijf kan de groei beïnvloeden of verstoren met wanneer er schade is aan de proliferatie en germinatieve zone. De zwakste zone is echter de hypertrofische zone en hier loopt de fractuurlijn altijd doorheen. Een fractuur door alleen deze zone wordt wel een zuivere epifysiolyse genoemd; SH type1. Vanuit de hypertrofische zone kan de fractuurlijn echter ook via de calcificerende/ossificatie zone richting schacht lopen, dit is een SH type 2. Dit is de meest voorkomende variant van groeischijf fracturen (75%) en leidt zelden tot groeistoornissen. Als de fractuurlijn vanuit de hypertrofische zone via de proliferatie en germinatieve zone richting het gewricht loopt spreken we van SH type 3. Wanneer de fractuur schuin door alle zones loopt noemt men het SH type 4. Omdat bij de SH 3 en 4 de fractuur lijn door de germinatieve en proliferatie zone loopt is bij deze fracturen het risico op groeistoornissen door de vorming van een botbrug groot. SH 3 en 4 fracturen zijn bovendien intra-articulaire fracturen die altijd anatomisch gereponeerd en vaak gefixeerd moeten worden.

Tijdens de fysiologische, maar nog onvolledige, verbening van de groeischijf kunnen combinaties van fractuurtypen ontstaan zoals bij de Triplane fractuur van de enkel, welke typisch voorkomt de adolescenten leeftijd. Hier is sprake van een combinatie van SH 2 (naar proximaal) en SH 3 (intra-articulair) fractuur. Anatomische repositie is noodzakelijk omdat de fractuur intra-articulair verloopt, maar het risico op groeistoornissen is afwezig omdat groeischijf al bezig is te sluiten en er dus groei meer plaatsvindt.

Behandeling

De meeste SH I en II fracturen kunnen behandeld worden met gesloten repositie en gips, soms is repositie op de operatiekamer en K-draad fixatie nodig. Groeistoornissen door groeischijf schade zijn zeldzaam. Langdurige follow up bij normale stand en functie is niet noodzakelijk.
De type III en IV zijn intra-articulaire fracturen waarvoor vrijwel altijd open repositie en fixatie noodzakelijk is. In elk geval is een anatomische stand absoluut vereist noodzakelijk. Intra-articulaire dislocaties corrigeren niet en mogen niet worden geaccepteerd. Omdat deze fracturen door de groeizone lopen is de kans op groeistoornis door de vorming van een botbrug groot. Langdurige follow up (1-2 jaar) lijkt aangewezen.

Apofyse fracturen

Apofysen dragen niet bij aan de lengte groei. Voorbeelden hiervan zijn de tuberositas tibiae, onderpool patella epicondyl humerus, en spina iliaca anterior superior, ze bevatten fibrokraakbeen i.p.v. kolom vormig kraakbeen zoals in de episairschijven. Dit zijn trekkracht-reactieve apofyse centra en hebben specifieke letsel patronen zoals acute avulsie fracturen of chronische irritatie door relatieve overbelasting zoals bij Osgood-Schlatter ziekte. Niet gedisloceerde avulsie fracturen kunnen conservatief worden behandeld, wel gedisloceerde fracturen moeten vaak om mechanische reden of stabiliteit gefixeerd worden.