Acetabulumfractuur
Traumamechanisme
Hoog energetisch trauma waarbij de femurkop door of uit het acetabulum wordt gedrukt, bijvoorbeeld de knie met hoge snelheid tegen het dashboard geslagen bij frontale aanrijding. De meeste acetabulum fracturen treden op door een val op de heup waarbij de richting bepaalt welk type fractuur optreedt. Een acetabulumfractuur gaat regelmatig gepaard met een (dorsale of centrale) heupluxatie. Bij ouderen kan het ook na een laag energetisch trauma optreden.
Klinische presentatie
Pijn in heup en lies, abnormale (dwang)stand been (heup in flexie en endorotatie), beenlengte verschil. Specifiek beoordelen neurologische uitval (n.ischiadicus en n.femoralis, obturatorius). De fractuur kan onderdeel zijn van een bekkenringfractuur (zie aldaar) en dus gepaard gaan met hemorrhagische shock. Kliniek is mede afhankelijk van begeleidend letsel.
Aanvullend onderzoek
AP bekken foto, eventueel ala en obturator opnames en een CT-scan.
Classificatie volgens AO of modificatie van Judet/Letournel
De meest gebruikte classificatie is de Letournel classificatie. Acetabulumfracturen worden geclassificeerd aan de hand van het concept dat het acetabulum uit 2 pijlers bestaat, een posterieure en een anterieure pijler.
A. één kolom of deel van de wand van het acetabulum aangedaan:
- A1 achterwand fractuur (± posterieure luxatie)
- A2 achterste kolom
- A3 voorwand of -kolom
B. deel van het acetabulumdak met transversale fractuur component:
- B1 zuiver transversale fractuur
- B2 T-type fractuur
- B3 voorwand/voorste kolom + posterieure hemitransversale fractuur
C. fractuur van beide kolommen, alle delen van het gewrichts-oppervlak zijn discontinue met het os ilium:
- C1 met voorste kolom tot hoog in het os ilium
- C2 met voorste kolom tot in de voorrand van het os ilium
- C3 met fractuurlijn tot in het SI gewricht
Conservatieve behandeling
Indicatie:
- Geen of acceptabele dislocatie
- Intacte dome van het acetabulum
- Not fit for surgery
Therapie:
- onbelaste/partieel belaste mobilisatie aangedane zijde gedurende 6 weken.
Nabehandeling en controles:
- 1 week (met röntgenonderzoek),
- 6 weken (met röntgenonderzoek en evt. gedeeltelijk belasten)
- 12 weken (met röntgenonderzoek en volledig belasten)
- 6-12 maanden (met röntgenonderzoek)
Complicaties:
Coxarthrosis, osteonecrose, heterotope ossificaties met verminderde beweeglijkheid heup a.g.v. letsel van n.femoralis, n.ischiadicus, n.gluteus sup. en n. fem. cut. lateralis, DVT en LE.
Operatieve behandeling
Indicatie:
Gedisloceerde fracturen (>2 mm), al dan niet met heupluxatie, instabiele fracturen.
Therapie:
Directe repositie van eventuele heupluxatie en posterior wall fractuur (z.n. onder narcose); tijdelijke snaar-tractie of zweefrekverband bij instabiliteit die leidt tot reluxatie, tot definitieve osteosynthese. Definitieve osteosynthese zelden acuut, meestal binnen 10 dagen: ORIF en plaat/schroef osteosynthese. In geselecteerde gevallen indicatie voor percutane fixatie
Nabehandeling en controles:
- Antistolling gedurende 6 weken.
- Postoperatief CT-scan.
- Beoordelen n. femoralis en n. ischiadicus obturatorius pre- en postoperatief (eventueel consult neuroloog).
- Onbelaste danwel partieel belaste mobilisatie gedurende 6 weken
- Controlemomenten:
- 1 dag (röntgenonderzoek+CT)
- 6 weken (röntgenonderzoek en oefenen (partieel belasten)
- 12 weken (röntgenonderzoek en belasten, evt. CT scan)
- 6, 12 maanden: (röntgenonderzoek en functie)
Complicaties:
- Coxarthrosis, osteonecrose, verminderde beweeglijkheid heup.
- Letsel van n.femoralis, n. ischiadicus, n. gluteus superior en n. femoralis cutaneus lateralis
- Letsel van arteria en vena obturatorius, gluteus superior of iliaca interna
- Iatrogeen blaas letsel
- Hernia inguinalis (33%),
- Nabloeding
- Infectie (1-12%)
- DVT en LE.